Digitalisering zet bestaande businessmodellen op losse schroeven. Denk aan het succes van Airbnb, Tesla en Netflix, waardoor we inmiddels compleet anders tegen bepaalde branches aankijken. Voor bestaande bedrijven kunnen zulke ontwikkelingen desastreuze gevolgen hebben, zoals we bij Kodak, V&D en Nokia hebben gezien. In de transitie naar de data-gedreven economie moet het Nederlandse bedrijfsleven alle zeilen bijzetten om zijn sterke positie te behouden. De ambitie is er, maar recente CBS-cijfers laten zien dat veel bedrijven worstelen met de beperkte beschikbaarheid van digitaal talent en digitale kennis in Nederland. Voor een succesvolle digitaliseringsslag zijn beide factoren cruciaal. Het is daarom tijd om echt werk te maken van onderwijs dat in de behoeften van de moderne arbeidsmarkt voorziet.
In het hoger onderwijs wordt nu weinig aandacht besteed aan digitale en data-vaardigheden. Dat gaat niet alleen om programmeren, maar ook om ‘computational thinking’ – de vaardigheid om probleem en oplossing zo te formuleren dat een derde er mee aan de slag kan. Wageningen en Delft zijn uitzonderingen: daar moeten studenten samen langdurig aan vernieuwende projecten werken. Goed voor creativiteit, samenwerking en het omgaan met tegenslag. ‘Agile’ werken en ‘design thinking’ worden hier ook nadrukkelijk bevorderd. Daar hebben we meer aan dan aan alumni die alleen theoretische of verouderde kennis hebben. Andere opleidingen doen er goed aan het voorbeeld van Delft en Wageningen te volgen. Ook de pas opgerichte Amsterdam School of Data Science en de Digital Society School bieden hoop. Er zijn echter veel meer initiatieven nodig om aan de enorme vraag naar datatalent te voldoen.
Omscholing is ook onderdeel van de oplossing. Volgens het CBS heeft in Nederland slechts één op de tien afgestudeerden een bètastudie afgerond. Alumni die vanwege hun studieachtergrond geen uitdagende baan vinden, kunnen zich echter alsnog van alfa naar bèta laten omscholen. Vaak zijn de basisvaardigheden er namelijk wel degelijk, maar ontbreekt het aan een aantal specifieke kwaliteiten. Omgeschoolde alumni zijn voor bedrijven aantrekkelijk omdat talent anders uit het buitenland moet komen. Daar gaan vaak dure zoektochten aan vooraf, waarna een uitgebreide onboarding-procedure volgt. Dan is het eenvoudiger werken met iemand die al bekend is met taal en cultuur. Omscholing is daarom een aantrekkelijke oplossing voor onze bedrijven. Bovendien vergroten Nederlandse alumni zo hun eigen kansen op de arbeidsmarkt.
Naast het stimuleren van talentontwikkeling hebben Nederlandse bedrijven ook baat bij kennisuitwisseling. Waarom zouden we telkens opnieuw het wiel moeten uitvinden? Nog te vaak opereren bedrijven met gesloten beurs, waardoor waardevolle inzichten en data niet goed worden benut. Zonde, want juist in tijden van schaarste loont het om de beschikbare middelen zo goed mogelijk te verdelen. Grote corporates kunnen leren van de vernieuwingsdrang van startups, terwijl andersom de zakelijke ervaring van waarde kan zijn. Kennisuitwisseling en denken in netwerken zijn de toverwoorden. Achter de schermen gebeurt het hier en daar al, maar over het algemeen valt er op dit gebied nog veel te winnen voor Nederlandse bedrijven.
Wil Nederland zijn sterke economische positie behouden, dan is haast geboden. In de slag naar de data-gedreven economie is de doorstroom van nieuw talent cruciaal. Universiteiten en hogescholen moeten daarom meer aandacht besteden aan ‘computational thinking’. Daarnaast kunnen ambitieuze alfa’s zich laten omscholen tot bèta’s en kunnen bedrijven elkaar helpen door beschikbare kennis vaker uit te ruilen. Er liggen genoeg mogelijkheden om het nijpende tekort aan datatalent op te lossen: het is nu tijd voor actie.